Inleiding


De meeste kinderen (1) zijn niet onberoerd gebleven door de ernstige terroristische aanslagen van 11 ptember 2001 tegen de Verenigde Staten, de onrust van de publieke opinie en de represailles die daarop volgden. Hoewel er sindsdien al heel wat veranderd is, ging dat spijtig genoeg niet in de richting van een beter beschermde wereld. De haat tussen bepaalde volkeren of bepaalde etnische bevolkingsgroepen neemt nog toe : het schreeuwende onrecht bij de verdeling van de rijkdommen in de wereld zit er zeker voor iets tussen en de meest fanatieke uitgeslotenen blijven zich verder inzetten voor het terrorisme dat blindelings toeslaat. Na Manhattan, volgde Madrid ... Londen ontsnapte wonderwel aan de aanslagen ... en daarna ? De strijd om de energiebronnen is ingezet en wij weten nog absoluut niet tot welke verbintenissen en uitspattingen dat zal leiden. Ook onze onvoorzichtige houding tegenover ecologie speelt mee bij de uitbreiding van de grote verwoestende en traumatiserende natuurrampen ( overstromingen, cyclonen, enz. ).

Heel wat redenen die het risico doen toenemen dat onze kinderen aan schrikbarende stresstoestanden worden blootgesteld en die de gemeenschap treffen waarvan zij de rechtstreekse slachtoffers of machteloze getuigen zijn. Om ons erop voor te bereiden, lijkt het nuttig om ons te inspireren op de aanslagen van de Twin Towers (2
). 


De aanslag van 11 september 2001



Na die catastrofale schok, hebben vele kinderen en dan vooral diegenen in hun prepuberteit een hevige en voorbijgaande stresstoestand ontwikkeld die verband houdt met de gewelddadige beelden en de emoties van de volwassenen in hun omgeving. Een kleiner aantal dat ervoor open staat door zing temperament en/of door zijn levensgeschiedenis, moet afrekenen met een aanhoudend posttraumatisch stresssyndroom, omdat zij niet weten hoe zij moeten omgaan met hun aanhoudende onzekerheid en ook mentaal geen doeltreffende oplossingen vinden.
Bij bepaalde van die kinderen, de meest gesocialiseerde of de gevoeligste, kwam bij die stresstoestand ook echte droefheid voor. Zij voelden zich solidair met het lijden en de rouw van zoveel gezinnen die onterecht slachtoffer werden van de haat van de mensen.
Aandachtige volwassenen merken de tekenen van dit kinderleed op : nieuwe angsten, onverklaarbare tranen, dramatische commentaar over wat er hen zou kunnen overkomen ; het opschrikken en de schrik bij het overvliegen van luidruchtige vliegtuigen ; een vorm van terugkrabbelen en het zich vastklampen aan de ouders ; verschillende vormen van geprikkeldheid op de speelplaats en gemakkelijker ruziemaken ; kleine kinderen die " ik ga je doden " roepen of " men gaat me doden ", enz. Anderzijds is er ook een minderheid die totaal onverschillig blijft. Dat zijn vooral adolescenten die er " helemaal niets mee te maken hebben ". Er zijn zelfs enkele heethoofden die de gebeurtenissen gelijkstellen aan een " super " spelletje oorlogsvideo ...
Onze opvoedkundige en verzorgende verantwoordelijkheid tegenover deze kinderen is groot. Hoe kunnen wij hen in deze omstandigheden goed begeleiden ?

 

 

Tegenover de gestresseerde en triestige kinderen



Over de plaats van het woord 



Op dit ogenblik staat het goed om te stellen dat men de psychisch getraumatiseerde personen " moet helpen om te praten " en niet " doen praten ". Men gaat ervan uit dat dit louterend werkt. Al is dit vaak zo, toch zijn er nog altijd bepaalde voorwaarden die moeten worden vervuld ; zo moet dit zeker gebeuren in een discrete sfeer en op voorwaarde dat het niet tot één enkele keer beperkt blijft. Wij mogen niet uitgaan van het feit dat " we met de getraumatiseerde even een praatje slaan ... en klaar is Kees. " Wij moeten ons echt persoonlijk en duurzaam engageren in dit gesprek. Met veel kinderen lijkt dat gemakkelijk. Zij willen niets liever dan vertellen wat indruk op hen heeft gemaakt en wij kunnen ons ontvankelijk en aandachtig opstellen. Eerst moeten wij naar hen luisteren zonder kritiek te geven en hen helpen om hun subjectieve standpunt uiteen te zetten zonder erom te lachen of hen al te snel te corrigeren. Het " volwassen antwoord " komt nadien ! Bij anderen volstaat het om " even een vraag " te stellen en zij beginnen te vertellen, gelukkig omdat hun verhaal ook belangrijk lijkt voor de volwassenen. Hoe introverter, meer verlegen of tegendraads de kinderen zijn, hoe minder gemakkelijk zij spontaan hun mentale verbeeldingskracht of hun gevoelens uiten. Natuurlijk kunnen wij discreet aandringen ( en hen bijvoorbeeld vragen om een tekening te maken waaruit blijkt wat zij van de gebeurtenissen hebben onthouden, maar dat lukt niet bij alle kinderen ; men moet zich neerleggen bij hun vrijheid om neen te zeggen ). Wij moeten hen signaleren dat wij er werkelijk belang aan hechten om hun standpunt te kennen en dat het ons zou helpen om ons een vollediger beeld te vormen. ( Wij geven er de voorkeur aan om een beroep te doen op het idee van de dienst die zij kunnen verlenen, in plaats van te zeggen " dat zal je goed doen ", wat zij soms als betuttelend ervaren ). Maar er zijn grenzen en ons vriendschappelijk aandringen mag nooit onaangename druk of geweld worden. Misschien kunnen wij tegenover dat kind dat niet wil praten een natuurlijke gelegenheid creëren waarin wij ons, als volwassen uiten, zonder hem te verplichten om erbij aan te sluiten, bijvoorbeeld bij een familiebijeenkomst.

Fundamenteel gaat het om een dialoog. Wij mogen de jongere niet dwingen zich " bloot te geven " aan een volwassene die er zelf het zwijgen toe doet. 

Ook wij waren onder de indruk van de gebeurtenissen, ook wij zitten nog met vragen of ideeën. Die kunnen wij delen met het kind, zonder hem te verstikken of te doen alsof wij akkoord gaan met al wat hij zegt ; het is altijd mogelijk om er een eigen mening op na te houden, zonder het kind te minachten.

In het begin heeft een aangevallen kind er vaak behoefte aan om in de schaduw te treden van moeder en vader en zelfs een stapje achteruit te zetten en je kunt hem dat beter geduldig laten doen. Vroeg of laat zal hij er, soms met een klein zetje, opnieuw zin in krijgen.

Dat luisterende oor en die dialoog kunnen zich focussen op : 

de feiten : 

het kind helpen om uitgebreid uiteen te zetten wat indruk op hem maakte, hoe hij de feiten en de verwikkelingen begrijpt. Daarbij moeten wij ook eventueel denken aan de uitbreiding of de vervorming ervan tot nog schrikwekkendere beelden of echte nachtmerries en kunnen ook eventueel andere agressietoestanden worden aangehaald die hij meemaakte en waaraan hij nu opnieuw moet denken.

" Waarom viel dit voor ? " 

Wat weten zij op basis van hun verbeelding en hun kennis in dit verband ? Een centraal thema voor de menselijke nieuwsgierigheid, die de meeste kinderen intrigeert, zelfs al wagen zij zich niet altijd om iets te vertellen in dit verband, uit schrik geen weerklank te vinden. Er zijn concrete, technische antwoorden zoals de lacune in de controles ; verklaringen die deze kleine ingenieurs-informatici en gebruikers van televisiereeksen wel vaak goed willen begrijpen. Maar er bestaan wel diepgaandere " redenen ", waaraan sommigen zelfs al vanzelf denken en waarvoor wij ze beter kunnen sensibiliseren naarmate zij groter worden.
Er werd in elk geval een belangrijk verbod overtreden en dat moet gestraft worden, namelijk dat van de directe wraak. Maar is al die haat die is losgebarsten, dan enkel het werk van gekken of door en door slechte mensen ? Kan dit ook niet verklaard worden door het onrecht op de wereld en het lijden van de uitgeslotenen ? En op een ander vlak, is dit niet de gelegenheid bij uitstek om het met de oudsten te hebben over het feit dat de menselijke almachtigheid een illusie is ? Het nulrisico zal nooit bestaan. Wij moeten permanent een deel van de onzekerheid over ons lot op ons nemen en zo goed en zo kwaad het gaat op onszelf letten met hulp van onze naasten.

Dan komt het " hoe ? " 

Hoe moeten wij optreden om het risico op herhaling van een dergelijke agressie te vermijden ? Door nog beter te waken en te controleren ? Ja, misschien wel en wij moeten ongetwijfeld en meer bepaald tot de jongste zeggen dat hun ouders en hun omgeving ervoor zullen zorgen ze goed te beschermen. Maar moeten wij het tegen de kinderen ook niet hebben over het belang om een wereld te bouwen die rechtvaardiger is, waar de goederen eerlijker worden verdeeld, waar de uitsluiting stilaan verdwijnt en waar de mensen met elkaar communiceren, als gelijken, zonder elkaar te minachten ? En dat project is niet voor overmorgen, neen, dat moet nu geconcretiseerd worden, in onze familiale kring en op de speelplaats. Zo zal de haat afnemen en zal de solidariteit in de wereld toenemen, beetje bij beetje, op basis van de kleine daden die al binnen hun handbereik zijn.



Het kind aanmoedigen om er opnieuw voor te gaan, zonder overijld te werk te gaan 



Vlak nadat het kind het passieve slachtoffer werd van agressie, voelt het zich onmachtig, verslagen, kwetsbaar voor de toekomst, ook al is dat, zoals hier, bij volmacht. Als reactie op deze gebeurtenis zal een minderheid van de kinderen, waarschijnlijk de meest veerkrachtige, dan al snel zijn vleugels uitslaan en zich zenuwachtiger, opgewondener en vaak ook agressiever opstellen. De meeste andere zullen eerder hun vertrouwen verliezen in de beschermende macht van de volwassenen, worden wat depressief en krabbelen soms zelfs wat achteruit om toch die bescherming te voelen, net alsof zij baby's waren. Door met hen te praten, zoals wij al stelden, kan een deel van die angst verminderen en kan een deel van die wanhopige gedachten worden vervangen door andere, meer veerkrachtige.

Maar er zijn nog meer mogelijkheden om deze kinderen ervan te overtuigen dat zij beschikken over positieve krachten. 

Men kan hen vragen om zich op de ene of andere manier aan te sluiten bij de heropbouw van al wat vernietigd is, rekening houdend met hun mogelijkheden en zonder kwaad te worden als zij dit niet onmiddellijk zien zitten. Dat kan door symbolische daden ( deelname aan ceremonieën, tekeningen of petities voor de vrede, tekeningen of speelgoed dat rechtstreeks wordt opgestuurd naar de slachtoffers, enz. ) Het kan nog radicaler door, met onze hulp, stappen te zetten om daadwerkelijk dingen te veranderen die verband houden met het " waarom " dat wij daarnet aanhaalden. Hoe kan mijn omgeving rechtvaardiger en vriendelijker worden? Hoe kunnen wij strijden tegen de uitsluiting van bepaalde mensen op school ?

Doordat het nulrisico echter niet bestaat, blijven er waarschijnlijk altijd enkele blinde agressoren over en daarom moeten wij, samen met het kind, bekijken hoe zijn waakzaamheid en zijn zelfverdedigingsmechanismen onmiddellijk worden verbeterd.

Al die aansporingen moeten op zijn ritme gebeuren. In het begin heeft een aangevallen kind er vaak behoefte aan om in de schaduw te treden van moeder en vader en zelfs een stapje achteruit te zetten en je kunt hem dat beter geduldig laten doen. Vroeg of laat zal hij er, soms met een klein zetje, opnieuw zin in krijgen.



De onmiddellijke geruststellingen van de volwassenen 

 



De stappen die tot nu toe werden beschreven, dragen het meest bij om het kind gerust te stellen zonder dat hij die illusoire onschuld terugvindt waarover hij beschikte aan het begin van zijn leven.

Vooral de ouders kunnen nog meer doen voor de kleinsten door de informatie die zij opvangen voor hen te filteren. Zo kan men een kind van drie gerust in bad stoppen op het ogenblik van het televisiejournaal en zijn taalgebruik aanpassen aan het kind. Want onze woorden zijn op het eerste zicht vaak gruwelijk voor die allerkleinsten omdat zij niet in staat zijn om dit spontaan te relativeren. Zo horen zij bijvoorbeeld toevallig het woord " oorlog " en denken zij dat dit " het einde " is en voor die nacht. Wij moeten dus goed opletten voor de tekenen van angst die vooral tot uiting komen gedurende het spel en hen gerust stellen met eenvoudige woorden, zonder al te veel details. Voor wij hen echter geruststellende informatie geven, moeten wij eerst luisteren naar hun specifieke vragen en angsten. Vaak volstaat het eraan toe te voegen dat papa en mama (3) goed op hem passen en dat zij ervoor zorgen dat niemand hem kan aanvallen ...

De volwassenen kunnen ook de kinderen die aan niets anders denken - net als zichzelf, als dit het geval is - op andere ideeën brengen door het hele gezin ertoe te brengen zich voor iets anders te interesseren en zich te engageren in constructieve of leuke activiteiten. Voor de gevoeligste kan een licht slaapmiddel of een licht kalmeermiddel helpen om deze moeilijke, superangstige periode te overbruggen. Ondanks het ontwikkelen van al deze attitudes blijft een kleine minderheid gestresseerd. Voor hen kan een raadpleging bij een psychotherapeut nuttig zijn. Vaak waren die kinderen al verzwakt door andere trauma's, al dan niet gericht, die een misschien onbewust spoor nalieten maar hen toch blijven beangstigen, of zijn er andere traumatische bronnen in hun sociale weefsel die opduiken.



Zichzelf persoonlijk in vraag stellen

 

Vaak gaan ook wij ons deze vragen stellen. Het is natuurlijk ondenkbaar dat wij ze ons allemaal stellen of hen a fortiori telkens de eventuele mentaliteits- en/of gedragveranderingen bieden die nodig zijn. Erover nadenken kan ons echter helpen om hier en daar woorden of positieve attitudes voor het kind ... en voor ons op te roepen. Laat ons er enkele aanhalen.

Eerst en vooral : zijn wij, na een dergelijke schok die ons niet onberoerd laat, in ons gewone doen of heeft dit trauma ons aangetast, ons, dé zogenaamde sterke volwassenen ? Gedragen wij ons anders, voeden wij anders op of wijzigt onze manier van praten ? Wat voelt het kind nu voor ons ? Hoe wordt het kind beïnvloed door onze zenuwachtigheid, onze angst, onze boosheid, onze filosofische commentaar ?

En specifiek, in de hedendaagse context van oorlog en terrorisme, type Irak, wat zeggen wij erover? Hoe delen wij met het kind onze " waarom " en onze " hoe " ? Zijn wij bereid om te reageren om de solidariteit te verhogen en de haat rondom ons in onze gemeenschap en op middellange termijn in de wereld te doen afnemen, of zal ons egocentrisme een kleine druppel blijven die de machtsverhoudingen en het onrecht in de wereld nog doet toenemen ?



En de minderheid die omgekeerd reageert?




Wij onderscheiden twee subgroepen: reacties van onverschilligheid en/of dualistisch racisme en die van vrolijke opwinding. In een klein aantal gevallen hebben wij het recht om te denken dat het de adolescenten zijn die " opscheppen " door een standpunt in te nemen dat lijnrecht tegenover dat van hun omgeving staat. In plaats van ze te bestrijden, winnen zij erbij als zij doodleuk stellen : " Denk wat je wilt " en dan vaststellen dat de volwassenen niet veranderen van idee maar er met anderen dan zij over discussiëren. Maar vaak is het aanmatigende gedrag van die jongeren veel banaler en willen zij eigenlijk niet uitdagen.



Tegenover de onverschillige of dualistisch-racistische jongeren 



Afkeurende reacties en zedelijke bespiegelingen ter plaatse zullen hen niet onmiddellijk veranderen, temeer omdat wij erbij winnen om hun eenvoudig mee te delen dat wij de gebeurtenissen op een andere manier analyseren en beleven. Eigenlijk gaat het om een in vraag stellen van onszelf, de volwassene, zowel in de toekomst als het verleden, waardoor hun diepste belevenissen en waarden langzaam aan kunnen worden gemobiliseerd.

Het verleden in vraag stellen ? Het gebeurt geregeld dat een onverschillige jongere zelf als onbelangrijk beschouwd werd en dat hij opgroeide in een omgeving die hem minachtte of waarin bepaalde machtsverhoudingen bestonden. Hetzelfde voor het racisme van het ogenblik, dat vaak duidelijke attitudes van uitsluiting kende waarbij de zogenaamde " goede " hem als een " slechte " betitelde. Of misschien werd de volledige opvoedingscultuur ( gezin, school ) gekenmerkt door onverschilligheid, materialisme, het minachten van de zwakken ? Moet dat onveranderd blijven ? Kan niet erkend worden dat er fouten gemaakt zijn of dat bepaalde waarden aan herziening toe zijn ? Kunnen er nooit ogenblikken van onterechte spanningen worden aangehaald en kan daar geen vergeving voor worden gevraagd ?
En voor de toekomst ? Kan men niet op verschillende plaatsen, thuis, op school, in het ziekenhuis, daar waar men is en zonder stil te staan bij wat de anderen doen, letten op een grote menselijke kwaliteit in de relaties met die jongeren ? Kan men hen niet het beste van zichzelf geven, zodat zij zich ook zo gaan opstellen ? Als een meer gevoelige dialoog tot stand komt, moeten wij getuigen over onze diepste waarden betreffende het recht van ieder menselijk wezen om een waardig bestaan te lijden.




Notes

 
1. In deze tekst betekent kind, alle minderjarigen, tenzij het anders staat vermeid.

2. Werd gepubliceerd in originele vorm Nos enfants, les Twin Towers et la guerre. Arch Pediatr 2001;8: 1297-301.

3. of de ouderlijke instantie die ervoor doorgaat ...